Patronen van werk en gebruik van sociale regelingen
Vervolg op de studie "Patronen in het gebruik van de WW". Onderhavig onderzoeksrapport heeft tot doel een beeld te geven van de mate waarin mensen werken, gebruik maken van een uitkering of inactief zijn zonder uitkering tijdens hun gehele arbeidsleven.
Samenvatting en conclusie
Vervolg op de studie "Patronen in het gebruik van de WW". Onderhavig onderzoeksrapport heeft tot doel een beeld te geven van de mate waarin mensen werken, gebruik maken van een uitkering of inactief zijn zonder uitkering tijdens hun gehele arbeidsleven. Herhaald uitkeringsgebruik en gebruik van verschillende uitkeringen door dezelfde persoon over de levensloop staan centraal. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar de WW. Bij het onderzoek konden door gebruik van het IPO-panel van het CBS ongeveer 65.000 mensen over twaalf jaar (1989-2000) worden gevolgd. Van deze mensen is bekend wanneer en hoe lang ze hebben gewerkt en een uitkering hadden. Op basis hiervan zijn de overgangskansen tussen werk en uitkering afgeleid en zijn via kanstrekkingen en een wiskundig model 100.000 complete levenslopen gesimuleerd, die elk een periode van 50 jaar omspannen. Hierbij zijn drie varianten onderscheiden: een variant waarbij uitstroomkansen uit een situatie niet afhangen van de duur die men zich al in de situatie bevindt (geen duurafhankelijkheid) en waarbij huidige werkloosheid geen invloed heeft op de kans op werkloosheid in de toekomst (geen cumulatie), een variant met duurafhankelijkheid, maar geen cumulatie en een variant met duurafhankelijkheid en cumulatie. De volgende vragen komen aan de orde: Hoe is de kans op gebruik van sociale uitkeringen, alsmede de concentratie binnen dit gebruik? Hoe is het WW-gebruik in relatie tot het gebruik van andere regelingen? Maken WW-ers meer of juist minder gebruik van andere sociale regelingen? Hoe is het gebruik van sociale uitkeringen in relatie tot werk? Hoe verhoudt het aantal uitkeringsdagen zich tot het aantal gewerkte dagen (het risicoprofiel)? In hoeverre is er sprake van duurafhankelijkheid en cumulatie bij werkloosheid en hoe beïnvloedt dit de concentratie van het gebruik van uitkeringen? Hoe verschillen de resultaten naar kenmerken van individuen (geslacht, leeftijd, etnische afkomst en indicator opleidingsniveau)? Verder is nagegaan wat de consequenties zouden zijn van de invoering van een (geheel of gedeeltelijke) spaar-WW. Bron: Bibliotheek SZW