EMWAjong onderzoek: Opgroeien naar een Wajong-uitkering

In het EMWAjong onderzoek is gekeken naar psychosociale factoren die van invloed zijn op de arbeidsparticipatie van Wajongeren met een chronisch somatische aandoening of ziekte. Aan het onderzoek werkten ruim 400 jongvolwassenen met een Wajonguitkering vanwege een somatische aandoening mee.

Samenvatting en conclusie

In het EMWAjong onderzoek is gekeken naar psychosociale factoren die van invloed zijn op de arbeidsparticipatie van Wajongeren met een chronisch somatische aandoening of ziekte. Aan het onderzoek werkten ruim 400 jongvolwassenen met een Wajonguitkering vanwege een somatische aandoening mee. Het EMWAjong onderzoek laat zien dat: 1. Wajongeren met een somatische aandoening als groep een vertraagde levensloop laten zien in vergelijking met gezonde leeftijdsgenoten. Dit betekent dat zij de ontwikkelingsmijlpalen niet of op latere leeftijd behalen in vergelijking met de normgroep. 2. de Wajongeren op dit moment in hun leven een lagere kwaliteit van leven rapporteren in vergelijking met de normgroep. Vooral op het fysieke en sociale vlak tekenen deze verschillen zich af. 3. de Wajongeren meer gevoelens van angst en depressie hebben in vergelijking met de normgroep. 4. chronisch somatisch zieke jongvolwassenen die geen aanspraak maken op een Wajonguitkering zich beter hebben ontwikkeld op verschillende mijlpalen van de levensloop in vergelijking met chronisch somatisch zieke jongvolwassenen die wel een Wajonguitkering hebben. 5. succesvolle Wajongeren (succesvol in termen van 6 maanden aaneengesloten 12 uur per week werken of ooit 12 uur per week gewerkt hebben) een hogere kwaliteit van leven rapporteren en minder gevoelens van depressie en hulpeloosheid vanwege de ziekte, evenals een sterker zelfbeeld en een hogere werkmotivatie. 6. een gunstiger of stabieler ziektebeloop, een lagere fysieke impact van de ziekte en een hogere werkmotivatie succesvolle arbeidsparticipatie van Wajongeren met een somatische aandoening gunstig beïnvloeden. Deze resultaten geven aan dat het noodzakelijk is om in een vroeg stadium aandacht te besteden aan de ontwikkeling van chronisch somatisch zieke jongeren om een zo groot mogelijke kans op optimale participatie te creëren ondanks de ziekte en behandeling. Met name ouders spelen hierin een belangrijke rol. Dit betekent dat: 1. aanvullend onderzoek nodig is naar de problemen die ouders ondervinden bij de opvoeding van een kind met een chronische ziekte en de mate waarin deze problemen voorspellend zijn voor de ontwikkeling van hun kinderen en hun latere arbeidsparticipatie. 2. er specifieke interventies ontwikkeld moeten worden gericht op empowerment van de jongeren middels autonomiebevordering, motivatie en de relatie met de ouders in de periode voordat de jongeren de Wajonguitkering aanvragen. Bron: Rapport