Ondersteuning gericht op werk. Nota van bevindingen

De centrale vraag van het onderzoek luidt: Op welke wijze worden WW- en WWB-cliënten ondersteund bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt en is er sprake van een selectieve inzet van instrumenten? Om deze vraag te beantwoorden voerde de inspectie in 2011 een enquête onder WW’ers en WWB’ers uit.

Samenvatting en conclusie

De centrale vraag van het onderzoek luidt: Op welke wijze worden WW- en WWB-cliënten ondersteund bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt en is er sprake van een selectieve inzet van instrumenten? Om deze vraag te beantwoorden voerde de inspectie in 2011 een enquête onder WW’ers en WWB’ers uit. In de enquête werden vragen gesteld over de cliënt zelf en zijn of haar ervaringen met de uitvoering voor wat betreft diagnose en ondersteuning. Ondersteuning en selectiviteit Bijna alle WW’ers (afhankelijk van de uitkeringsduur 92 tot 96 procent) en het merendeel van de WWB’ers (87 procent) heeft in het afgelopen jaar ondersteuning ontvangen bij het zoeken naar werk. Na vijf jaar in de uitkering neemt het percentage WWB’ers dat ondersteuning heeft ontvangen af (tot 71 procent). De inzet van ondersteuning en selectiviteit • WW’ers ontvangen vaker basisondersteuning, WWB’ers intensieve ondersteuning • Tot twee jaar na de aanvraag grotere kans op basisondersteuning, na twee jaar grotere kans op intensieve ondersteuning • Bij belemmeringen wordt intensieve ondersteuning geboden • Positieve werkhouding en hogere trede op de participatieladder dragen bij aan de inzet van zowel basis- als intensieve ondersteuning Vraaggerichtheid Vraaggerichtheid wil zeggen dat gemeenten of UWV afspraken maken met sectoren of bedrijven om werkzoekenden te begeleiden naar (te verwachten) vacatures. In dit onderzoek wordt een instrument als vraaggericht beschouwd als er een duidelijke relatie is met de vraagkant van de arbeidsmarkt (vacaturebemiddeling, bemiddeling en scholing gericht op een specifieke baan). Vijftig procent van de WWB’ers en 85 procent van de WW’ers geeft aan gebruik te hebben gemaakt van vraaggerichte ondersteuning. Achtentwintig procent van de geboden ondersteuning is vraaggericht Dwang en drang Onder dwang en drang verstaat de inspectie in het kader van dit onderzoek het instrumentarium dat de klantmanagers en werkcoaches tot hun beschikking hebben om de cliënt te overreden zich in te spannen bij het zoeken naar werk. WWB’ers ervaren minder dwang en drang dan WW’ers. Ongeveer vijftig procent van de WWB’ers en tachtig procent van de WW’ers ervaart dwang en drang in zijn contacten met de uitvoering. Slechts weinig cliënten ervaren een sollicitatieplicht Drieënveertig procent van de WWB’ers in het eerste jaar en 20 procent van de WWB’ers die een jaar of langer een uitkering ontvangen, geeft aan dat ze verplicht worden te solliciteren. Dit is laag gezien de generieke sollicitatieplicht die, in beginsel, op beide uitkeringen van toepassing is. UWV of de gemeente kan op individuele basis ontheffing verlenen. Bijvoorbeeld bij ziekte of zorg voor een ernstig ziek familielid, maar ook bij deelname aan re-integratieactiviteiten. Vooralsnog krijgen alleenstaande ouders van kinderen onder de vijf in de WWB ook een ontheffing. Het percentage WWB-cliënten dat naar eigen zeggen niet hoeft te solliciteren is echter opvallend hoger dan het percentage officiële vrijstellingen (33 procent) zoals gerapporteerd in de Divosamonitor 2010. Dit lage percentage is niet te verklaren uit het feit dat cliënten vrijgesteld zijn in verband met re-integratieactiviteiten: sollicitatieplichtige WWB’ers hebben het afgelopen jaar vaker deelgenomen aan ondersteunende activiteiten. Wel is gebleken dat de cliënten die langer in de uitkering verblijven minder vaak een sollicitatieplicht ervaren. Verder rapporteren cliënten met psychische of lichamelijke problemen veel minder vaak een sollicitatieplicht. Tot slot blijkt dat WWB-cliënten die hoger op departicipatieladder staan vaker een sollicitatieplicht ervaren. (Bron: rapport)