Voorbestemd tot achterstand

Deze studie heeft tot doel na te gaan in welke mate kinderen die in 1985 opgroeiden in armoede tegenwoordig - als volwassene - arm en sociaal uitgesloten zijn, en welke mechanismen daarbij een rol hebben gespeeld.

Onderzoek en vraagstelling

In hoeverre zijn mensen die in hun kindertijd arm waren op latere leeftijd zelf arm? Hoe groot is naar schatting de omvang van de 'tweede generatie' armen? In hoeverre zijn mensen die in hun kindertijd arm waren op latere leeftijd sociaal uitgesloten? Welke mechanismen liggen ten grondslag aan het verband tussen armoede op jonge leeftijd en armoede en sociale uitsluiting op latere leeftijd? In hoeverre lenen deze mechanismen zich voor beleidsmatige beïnvloeding?

Samenvatting en conclusie

Deze studie heeft tot doel na te gaan in welke mate kinderen die in 1985 opgroeiden in armoede tegenwoordig - als volwassene - arm en sociaal uitgesloten zijn, en welke mechanismen daarbij een rol hebben gespeeld. In de studie zijn drie vragen onderzocht, te weten (1) in hoeverre armoede in de kindertijd leidt tot armoede als volwassene, (2) in hoeverre armoede samenhangt met sociale uitsluiting in verschillende levensfases en (3) welke processen en factoren daarbij een rol spelen. Uit het onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de arme kinderen (93%) later als volwassene niet arm is. Van de 0-17-jarigen die in 1985 arm waren, bleek in 2008 7% arm te zijn. Van de 0-17-jarigen die in 1985 nìet arm waren, was in 2008 4% arm. Het risico op armoede wordt vergroot door twee factoren. Naarmate kinderen op jongere leeftijd arm zijn, en naarmate zij langduriger arm zijn, neemt het risico toe. De belangrijkste factoren die daarbij een verklarende rol spelen zijn: opleiding, werk en uitkeringsafhankelijkheid, sociale participatie en gezondheid. Geconcludeerd wordt dat er geen aanwijzingen zijn voor een "armoedecultuur", waarin kinderen nooit meer uit armoede zouden kunnen ontsnappen. Wel is het zo dat kinderen die langduriger in armoede opgroeien (meer dan 4 jaar) een grotere kans op armoede op latere leeftijd hebben (15%).