Aansluiting vraag en aanbod laaggeschoold werk. Onderzoek onder werkzoekenden, werkgevers en uitvoerders.
Er zijn volop baankansen in sectoren waar veel laaggeschoold werk is, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat een aanzienlijk deel van het werk door buitenlandse arbeidskrachten wordt gedaan.
Onderzoekszoel en vraagstelling
Welke motieven en gedragsreacties laten werkgevers, werkzoekenden en uitvoerders zien bij het afstemmen van vraag en aanbod van laagopgeleiden.
Samenvatting en conclusie
Er zijn volop baankansen in sectoren waar veel laaggeschoold werk is, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat een aanzienlijk deel van het werk door buitenlandse arbeidskrachten wordt gedaan. Volgens de schattingen waren er in 2009 ongeveer 300.000 personen uit Midden- en Oost-Europa in Nederland1. Veel van hen verrichten on- of laaggeschoold werk. Meer dan de helft (58%) van de vacatures voor laaggeschoold werk wordt ingevuld via uitzendbureaus of informeel netwerk. Uitzendbureaus werken sneller dan werkpleinen en leveren goede kandidaten. Echter: slechts een derde van de WWB’ers (en 45% van de WW’ers) is bij een uitzendbureau ingeschreven. Een derde van de WWB’ers schrijft zich nooit in, terwijl in de maand voorafgaand aan het onderzoek slechts 31% van de WWB’ers (en 37% van de WW’ers) langs ging bij een uitzendbureau. Gemeenten en uitkeringsontvangers zien tijdelijk werk nog te vaak als onvolwaardig en te lastig vanwege administratieve complicaties. Terwijl onderzoek en ervaringsgegevens uitwijzen dat het juist goed is voor werkervaring en het vergroten van mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Werkgevers wijzen uitkeringsontvangers nog te vaak af op grond van negatieve vooroordelen. Voor bijstandontvangers (circa 43 procent) is het belangrijk dat ze zin hebben in de aangeboden baan. 49 procent vindt dat de baan geen lange reistijd mag hebben. Dit ondanks het wettelijk vastgelegde uitgangspunt dat bijstandsontvanger alles moet aanpakken om zo snel mogelijk uit de uitkering te komen. Klantmanagers geven aan hun cliëntenbestand onvoldoende te kennen om hen naar werk te begeleiden en hebben zelf nauwelijks contact met werkgevers. Gemeenten maken te weinig gebruik van handhaving en sancties om mensen aan het werk te helpen. Nog niet de helft van de bijstandontvangers vindt dat de gemeente controleert of ze voldoende solliciteren. In de maand voorafgaand aan de enquête reageerde slechts 44 procent van de bijstandontvangers op een concrete vacature. Alhoewel een aanzienlijke groep dus niet of onvoldoende solliciteert, heeft maar 14 procent van de bijstandontvangers weleens een waarschuwing gehad of sanctie gekregen. Met name bijstandontvangers zeggen de ervaring te hebben dat als zij werk vinden, zij er niet of nauwelijks op vooruit gaan. (Bron: brief SZW aan Tweede Kamer van 16 augustus 2012)