Terugvordering en incasso
Alle onderzochte gemeenten hanteren als uitgangspunt dat te veel betaalde bijstand in principe teruggevorderd moet worden. Voor de wijze waarop de terugvordering plaatsvindt, speelt de ontstaansgrond van de vordering een rol.
Onderzoeksdoel en vraagstelling
De inspectie biedt inzicht in de verschillen in werkwijze van invordering en incasso tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en UWV en de SVB. De inspectie stelt vast of de verschillen in werkwijze van invloed zijn op de effectiviteit van de uitvoering. Het bedrag aan uitstaande vorderingen in verhouding tot het bedrag dat is geïncasseerd zal daarbij als ijkpunt worden genomen. De inspectie stelt vast welke andere factoren dan de gehanteerde werkwijze van invloed zijn op de resultaten. De centrale vraag voor dit onderzoek luidt dan als volgt: “In hoeverre zijn de uitvoeringsinstanties (gemeenten, UWV en de SVB) gericht op het zo snel mogelijk en tot een zo hoog mogelijk bedrag terugvorderen van fraudevorderingen en welke knelpunten ondervinden zij daarbij?”
Samenvatting en conclusie
Alle onderzochte gemeenten hanteren als uitgangspunt dat te veel betaalde bijstand in principe teruggevorderd moet worden. Voor de wijze waarop de terugvordering plaatsvindt, speelt de ontstaansgrond van de vordering een rol. Voor vorderingen die zijn ontstaan uit schendingen van de inlichtingenplicht geldt een strenger regime, dan overige vorderingen. Hieruit spreekt de notie “fraude mag niet lonen”. Een aantal gemeenten maakt hier ook expliciet melding van. De inspectie constateert dat het incassoproces binnen gemeenten op hoofdlijnen op een vergelijkbare wijze verloopt. Dit vloeit logisch voort uit het wettelijk kader, zoals neergelegd in met name de WWB en Awb. Gemeenten onderscheiden zich door het wel of niet opnemen van extra stappen in het proces. Bijna alle gemeenten proberen bij schuldenaren die een WWB-uitkering hebben een minnelijke regeling te treffen. Sommige gemeenten doen daar een schepje bovenop en ondernemen extra pogingen om betalingsregelingen af te sluiten en gaan later over tot het sturen van een dwangbevel. De gemeenteraden van de onderzochte gemeenten kennen geen prioriteit toe aan incassoactiviteiten. Gemeenten die de aflossingscapaciteit volledig benutten en in de praktijk actief zijn bij het binnenhalen van vorderingen halen procentueel aanzienlijk meer aan aflossingen binnen, dan gemeenten die coulant omgaan met het vaststellen van de aflossingscapaciteit en een afwachtende houding aannemen bij het binnenhalen van de vorderingen. De incassoprocedure die UWV en de SVB hanteren zijn op hoofdlijnen hetzelfde. Dit is ook niet verwonderlijk, want beide organisaties zijn gebonden aan “De regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen”. Het gebruik van het woord “tenuitvoerlegging” spreekt in dit verband boekdelen: zowel incassobeleid als -uitvoering zijn door de wetgever bepaald. De onderlinge verschillen komen slechts voort uit een iets andere route naar eenzelfde doel. UWV maakt gebruik van een deurwaarder wanneer het geen of moeilijk vereenvoudigd loonbeslag kan leggen, of wanneer het de incasso zelf (te) moeilijk vindt verlopen. De SVB schakelt direct een deurwaarder in. Bij beide bestaat onder gelijke voorwaarden de mogelijkheid tot kwijtschelding. Bij UWV vindt dit plaats op verzoek, bij de SVB vindt dit automatisch plaats. Hoewel van mineure betekenis op het totaal van de debiteurenrekening, is het enige opvallende verschil dat SVB geen kruimelbedragen int en UWV alle bedragen (ook kleine) terugvordert. Als de terugvordering bij de SVB gerelateerd is aan een boete, dan wordt echter wel teruggevorderd. Hoewel beleid en uitvoering van UWV en de SVB in essentie niet verschillen, liggen aflossingspercentages ver uit elkaar.