Regierol gemeenten bij regional arbeidsmarktbeleid

Op dit moment zijn er vijfendertig arbeidsmarktregio’s. Binnen elke arbeidsmarktregio is er een centrumgemeente. Het is vooral aan de centrumgemeente om het samenwerkingsproces dat moet leiden tot een regionaal arbeidsmarktbeleid, vorm te geven.

Onderzoeksdoel en vraagstelling

In 2011 en begin 2012 hebben diverse ontwikkelingen (onder andere het redesign van UWV en de beoogde invoering van de Wet werken naar vermogen) er toe geleid dat de voortrekkersrol om tot regionaal arbeidsmarktbeleid te komen nog explicieter bij de gemeenten is neergelegd. Onder meer vanuit het ministerie van SZW en de Programmaraad zijn vervolgens opnieuw initiatieven genomen om die gemeentelijke regierol te stimuleren en te ondersteunen. Doel van het onderzoek is inzicht in hoeverre de wijze waarop de gemeenten de regierol invullen bijdraagt aan het komen tot een succesvol regionaal arbeidsmarktbeleid. Daarnaast geeft de inspectie inzicht in de mogelijke belemmeringen waar de gemeenten tegenaan lopen. De centrale vraag van het onderzoek luidt: Draagt de wijze waarop de gemeenten de regierol invullen bij aan het tot stand komen van een regionaal arbeidsmarktbeleid dat leidt tot een betere aansluiting van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt?

Samenvatting en conclusie

Op dit moment zijn er vijfendertig arbeidsmarktregio’s. Binnen elke arbeidsmarktregio is er een centrumgemeente. Het is vooral aan de centrumgemeente om het samenwerkingsproces dat moet leiden tot een regionaal arbeidsmarktbeleid, vorm te geven. Deze centrumgemeente treedt derhalve op als regisseur binnen de arbeidsmarktregio. De wijze waarop de centrumgemeenten de regierol vormgeven is beoordeeld aan de hand van een model, dat ontwikkeld is door Pröpper, Litjens, en Weststeijn, in het kader van een onderzoek naar gemeentelijke regievoering dat zij in 2004 in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) hebben uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn onder meer gebruikt in een handreiking van het ministerie van BZK uit 2006. Pröpper en zijn medeauteurs onderscheiden vier componenten van de regierol: overzicht, verantwoording afleggen, het uitzetten en organiseren van beleidslijnen en het organiseren van inzet en samenwerking. Een noodzakelijke voorwaarde voor de centrumgemeenten om overzicht te kunnen hebben is de aanwezigheid van bruikbare arbeidsmarktinformatie. In het verleden is meermalen geconstateerd dat deze informatie, al is die in ruime mate voorhanden, kwalitatief niet aansluit bij de behoefte van de gemeenten. Ook in dit onderzoek komt dat beeld naar voren: de arbeidsmarktinformatie is te abstract om te gebruiken in de uitvoering. Ook voor het formuleren van beleid schiet de informatie te kort, te meer omdat vooral de informatie over de ontwikkelingen van de arbeidsmarkt op de langere termijn, vanwege de complexiteit van de arbeidsmarkt, onbetrouwbaar is. Het is ook die complexiteit van de arbeidsmarkt, die de opgave om tot betrouwbare en bruikbare arbeidsinformatie te komen, problematisch maakt. Er is nog geen verantwoordingsinformatie beschikbaar met betrekking tot het proces om tot regionaal arbeidsmarktbeleid te komen. Dit komt voornamelijk doordat het samenwerkingsproces op het niveau van de huidige arbeidsmarktregio’s pas sinds kort van start is gegaan. Wel constateert de inspectie dat de centrumgemeenten in hun jaarverslag aandacht hebben voor activiteiten en resultaten op het vlak van regionaal arbeidsmarktbeleid. Om te toetsen in hoeverre sprake is van het uitzetten en organiseren van beleidslijnen heeft de inspectie de wijze waarop de gezamenlijke werkgeversdienstverlening vorm krijgt, onderzocht. De inspectie concludeert, evenals eerder onderzoek, dat er nog steeds geen landelijk dekkend systeem van werkgeversdienstverlening is. In veel regio’s bevindt het proces dat moet leiden tot een werkgeversdienstverlening op het niveau van de huidige vijfendertig arbeidsmarktregio’s zich nog in de beginfase. De centrumgemeenten hebben inmiddels weten te bereiken dat in de meeste regio’s alle relevante partijen (gemeenten, UWV, SW-bedrijven, werkgevers, onderwijsinstellingen) in enige mate betrokken zijn in het samenwerkingsproces. Wel constateert de inspectie dat de nadruk vooral nog ligt op de afstemming tussen de diverse partijen uit de keten van W&I. Dit leidt er toe dat werkgevers en onderwijsinstellingen het gevoel hebben beperkt betrokken te worden bij de samenwerking. Samenwerking betekent vooralsnog vooral afstemming en beleidsontwikkeling. Concrete resultaten worden veel minder vaak geboekt. Deze conclusie is in lijn met de conclusies uit eerder onderzoek. Op basis van de bovenstaande resultaten concludeert de inspectie dat het samenwerkingsproces in de vijfendertig nieuwe arbeidsmarktregio’s zich nog in het beginstadium bevindt. De centrumgemeenten hebben allemaal stappen om tot samenwerking te komen gezet., Er wordt echter veel tijd en energie gestoken in afstemming met de andere partijen uit de keten van W&I. Hierdoor is er nog niet veel voortgang geboekt.