Het moet kloppen
In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe het komt dat jongeren met een licht verstandelijke beperking van elkaar verschillen in de mate van arbeidsparticipatie.
Samenvatting en conclusie
In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe het komt dat jongeren met een licht verstandelijke beperking van elkaar verschillen in de mate van arbeidsparticipatie. Aan de hand van 25 casussen is gekeken wat bevorderende en belemmerende factoren zijn, welke interventies vanuit het informele circuit en door actoren in zorg, onderwijs, arbeidstoeleiding en arbeidsbegeleiding (werkgevers) zijn ingezet en hoe effectief die interventies zijn. Uit het onderzoek komen de volgende bevorderende factoren naar voren: sociale en werknemersvaardigheden en een realistisch zelfbeeld; ondersteuning en stimulering vanuit het informele netwerk en de aanwezigheid van een rolmodel; een stabiele en goede relatie met een begeleider (op school, in de zorg, op het werk) ; en de aanwezigheid van een ‘gunfactor’ bij de professionals. Bij jongeren bij wie de bevorderende factoren aanwezig zijn, kan een individuele, op de jongere toegesneden aanpak gericht op arbeidstoeleiding en -behoud toereikend zijn. Daarbij kan de focus worden gelegd op zelfinzicht en specifieke interventies, zoals stages en jobcoaching. Bij jongeren bij wie sprake is van overwegend belemmerende factoren is naast een individuele ook een systeembenadering gewenst: een interventie op de omgeving, het informele netwerk, bijvoorbeeld de ouders van de jongere.