Evaluatie implementatie social return rijksoverheid
Social return wordt door het Rijk sinds 1 juli 2011 als voorwaarde opgenomen in aanbestedingen om extra werk(ervarings)plaatsen te creëren voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Samenvatting en conclusie
Social return wordt door het Rijk sinds 1 juli 2011 als voorwaarde opgenomen in aanbestedingen om extra werk(ervarings)plaatsen te creëren voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep bestaat uit Wwb'ers, landurig werkloze of oudere WW'ers, mensen in de Wia, Wga of Waz, de Wajong, de Iaow of Ioaz, Wsw-geïndiceerden, niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, vroegtijdige schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties en leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen, VSO of praktijkscholen. Het streven is om per aanbesteding boven een drempelbedrag van 250.000 euro een percentage van 5% social return te realiseren. In dit onderzoek staan de volgende vragen centraal. Is toepassing van social return door het Rijk kwantitatief en kwalitatief succesvol? Wordt het instrument efficiënt ingezet en wegen de lasten, in tijd en geld, op tegen de baten? En hoe kunnen beleid en uitvoering worden verbeterd? Daarnaast zijn diverse onderzoeksvragen geformuleerd met betrekking tot de thema's beleidsdoel re-integratie, inkoop en aanbestedingen, en ontwikkelingsvragen. In het rapport wordt eerst ingegaan op de kenmerken van aanbestedingen van het Rijk waarbij social return is toegepast, de ervaringen van de betrokkenen en de resultaten in termen van re-integratie. Vervolgens staan de resultaten van een contextonderzoek centraal en wordt ingegaan op het meten van social-returninspanningen en -resultaten en de rol van prestatie-instrumenten daarbij, de ervaringen van de vier grote gemeenten met social return en de visie op social return van externe deskundigen en vertegenwoordigers van doelgroepen. Er kan nog geen definitief antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre social return kwantitatief succesvol is. Er is onvoldoende zicht op de toepassing van social return en op de resultaten ervan in termen van re-integratie. Voor een deel heeft dat te maken met de korte periode dat social return wordt toegepast, maar een belangrijke conclusie is ook dat het contractmanagement van de rijksoverheid op het gebied van social return tekort schiet. Tijdens de implementatieperiode is social return passend bevonden en toegepast bij 40% van de aanbestedingen die voldoen aan de criteria. Het aandeel aanbestedingen met social return is in 2012 toegenomen ten opzichte van 2011, wat kan betekenen dat toepassing van social return meer reguliere werkwijze wordt. De belangrijkste reden waarom social return niet passend wordt gevonden is dat het om een specialistische opdracht gaat waarbij hoge eisen worden gesteld aan het uitvoerend personeel. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers zeggen inmiddels voldoende op de hoogte te zijn van social return bij het Rijk. De beschikbaarheid van potentiële kandidaten vormt geen belemmering voor de toepassing van social return, in ieder geval niet voor laaggeschoold werk. Kosten en inspanningen voor de toepassing van social return bij het Rijk zijn tot nu toe beperkt. Het is niet bekend hoeveel mensen in totaal zijn geplaatst tijdens de implementatieperiode. Op basis van gegevens over iets minder dan de helft van de aanbestedingen is geconstateerd dat er 195 kandidaten zijn geplaatst. In de praktijk zullen het er meer zijn, maar betrouwbare schattingen kunnen niet worden gemaakt. De baten van social return in termen van bespaarde uitkeringsgelden kunnen niet worden bepaald, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De overige opbrengsten van toepassing van social return, zoals ervaring met het werken met nieuwe doelgroepen, zijn beperkt. De wijze waarop social return wordt toegepast heeft nog niet geleid tot vernieuwende aanpakken of experimentele oplossingen. In de evaluatie van social return is veel gesproken over verdringing, maar het is niet duidelijk in hoeverre het daadwerkelijk optreedt.