Een lang tekort: langdurige armoede in Nederland
In dit rapport wordt nagegaan in welke mate langdurige armoede in Nederland voorkomt en of die in de loop van de tijd is toe- of afgenomen. Daarnaast wordt onderzocht welke groepen door langdurige armoede worden getroffen.
Samenvatting en conclusie
In dit rapport wordt nagegaan in welke mate langdurige armoede in Nederland voorkomt en of die in de loop van de tijd is toe- of afgenomen. Daarnaast wordt onderzocht welke groepen door langdurige armoede worden getroffen. Hiertoe wordt gebruikgemaakt van het Inkomenspanelonderzoek (IPO) over de periode 1989-2013. Uit het onderzoek blijkt dat ruim de helft van de arme Nederlanders drie jaar of langer in armoede verkeert. Het gaat om bijna 600.000 mensen, veel meer dan volgens eerdere tellingen. De gebruikelijke methoden om langdurige armoede te meten leiden tot een onderschatting. Door de recessie is de langdurige armoede gegroeid. Het is onzeker of die zal teruglopen nu de economie weer aantrekt. Ongeveer de helft van de langdurig armen bestaat uit werkenden en hun aandeel is sinds 2005 flink gegroeid, van ruim 40% naar ruim 50%. Ouderen en niet-westerse migranten met minderjarige kinderen hebben een bovengemiddelde kans op langdurige armoede. Bij nieuwe armen daalt de kans dat er een einde komt aan hun armoede sterk. Na het eerste jaar stroomt 60% uit, na het tweede armoedejaar minder dan 20%. Snel ingrijpen is dus cruciaal. Van degenen die uitstromen, is bijna 20% een jaar later weer tot armoede vervallen.